1629 - 1726: Buitenplaats met Franse tuin

In dit artikel wordt beschreven wie tussen 1629 - 1726 eigenaar was van het gebied van 4 morgen en 100 roeden groot. In dat gebied ligt nu VVGA.

 

Beginjaren

Van het allereerste begin 1629, na de drooglegging van het Watergraafsmeer, tot 1642, is niet veel gevonden. 

Hendrick Duijsterloo (de Jonge) was vanaf 1642 eigenaar van het gebied. Zijn vader heette (ook) Hendrick Duijsterloo, zijn moeder was Margaretha Jabach. Vader had een broer Mathijs Duijsterloo, deze was getrouwd met de zus van Margaretha, Catharina Jabach. De familie Jabach was de belangrijkste financier/bankier van die tijd. Mathijs runde geruime tijd de Hontom & Jabach firma in Parijs, toen Everhard Jabach IV nog niet volwassen was. De firma had een prominente rol in de pelsdierhandel (bevers) met Canada. Hendrick de Oude zat vanuit Rouen ook in de financiering van de pelsdierhandel. De familie kwam oorspronkelijk uit de zuidelijke Nederlanden. 

Hendrick (de jonge) Duijsterloo wordt genoemd in relatie tot de handel met West-Afrika en het Caribisch gebied (trans-Atlantische slavenhandel). 

Veel rijke koopmannen hadden in die tijd een buitenplaats, een tweede huis, in de Meer. Hendrick de Jonge had dus ongetwijfeld een huis op zijn gebied, maar over een naam is niets bekend.  

In 1651 kwam de Meer na een dijkdoorbraak weer (16 voet diep, ong. 5 meter) onder water te staan. De meeste gebouwen, lusthoven en plantages werden vernield. Dit was vast ook het geval met het lusthof van onze Hendrick. In het jaar 1653 was de Meer weer drooggemalen. 

Hendrick de Jonge overleed kinderloos in 1669. Zijn zus Christina erfde alles, maar die overleed snel daarna in 1670 en haar erven hebben het gebied pas in 1683 verkocht aan Pieter Haeck van Hoven. Dat duurde zo lang omdat de zoon van Christina in Dublin woonde, wat het afwikkelen van de erfenis ingewikkeld maakte. Het had misschien ook te maken met dat in 1672 ( het Rampjaar) de polder geïnundeerd werd in een poging om de Fransen bij Amsterdam tegen te houden. Het duurde tot 1678 voordat de Meer weer droog was. 

Pieter Haeck (Haak) van Hoven (1655-1694)  

Hij kocht de buitenplaats in de Watergraafsmeer ( 4 morgen en 100 roeden) in 1683 en noemde deze Lusthoven. Hij heeft tot 1713 belasting betaald over dit bezit. Ook hij was koopman. Vanaf 1687 woonde hij (en zijn familie) 85 jaar op Keizersgracht 147; dit pand bestaat nog steeds.     

Pieter was een broer van Gilles van Hoven 'de Oude' (1660-1722); hun beider vader heette ook Gilles van Hoven en hun moeder was Maria Haeck (of Haak). Er is ook Gilles van Hoven 'de Jonge' (1683-1753 (?)), zoon van 'de Oude', deze Gilles was Baljuw en Dijkgraaf van de Watergraafsmeer, bewindvoerder van de Oost-Indische Compagnie en Schepen en Raad van Amsterdam. Na de dood van zijn vrouw Maria Jacoba van Riedt in 1726 werd Gilles 'de Jonge' eigenaar van de buitenplaats Zorgwijk.  Zorgwijk ligt dichtbij "ons" perceel en wel aan de andere kant van het Voorland-perceel aan de Middenweg en aan de Ringvaart.    

Dirck en Pieter Roos

Dirck Roos (1658-1725) trouwde in 1684 met Catharina Ruijchaver (1665-1747), hij was toen koopman. Er zijn 13 kinderen uit dit huwelijk geboren: de eerste is Pieter (geboren in 1684), gevolgd door Isabella, Maria, Dirck (1690), Willem, Jan, Jacob, Thomas, Janetta, Cornelia, Abraham, Johanna en Theodora (in 1708). 

Dirck en zijn zoon Pieter zijn eigenaar van de buitenplaats geweest van rond 1714 tot rond 1720. De familie Roos of Arnoldo Cloetingh, de volgende eigenaar, hebben het huis Merenburg genoemd.

In 1721 verkocht Dirck's vrouw, Catharina Ruijchaver, Merenburg aan Arnoldo Cloetingh, dit volgens Kruizinga (een bekend Watergraafsmeer kenner). Echter pas op 19-10-1725 werd Dirck Roos, equipagemeester, begraven in de Nieuwe en Engelse Kerk en nog op 23 september 1722 was hij in Amsterdam getuige bij de doop van het kind Abigael Constantia van Dirck Roos de Jonge. In die tijd hadden vrouwen (meestal) geen recht om zelf zaken te verkopen ook al hadden zij het bezit ingebracht of was het van hun geld gekocht. Dus hoe dit te rijmen valt....? Maar desalniettemin is de buitenplaats in die tijd in handen van Arnoldo Cloetingh gekomen.

Volgens een artikel op Amstelveenweb is Dirck Roos, equipagemeester der Admiraliteit, van 1732 tot 1742 ook mede-eigenaar geweest van de buskruitfabriek d'Oude Molen' aan de Amsteldijk in Ouderkerk a/d Amstel. Hij was de opvolger van zijn  - in 1732 al overleden -  dochter Isabella Catharina Roos en haar man Jan Allardt, een buskruitmaker. Dit berust vast op een persoonsverwissseling: hier zal bedoeld zijn dat zoon/broer Dirck Roos de Jonge mede-eigenaar is geweest aangezien vader Dirck toen echt overleden was.  Beide Dircken werkten bij de Admiraliteit van Amsterdam dat zal de verwarring in de hand gewerkt hebben.

Zoon Dirck Roos de Jonge was bij zijn trouwen in 1720, kapitein bij de Admiraliteit van Amsterdam. In 1725 is hij in Leiden ingeschreven in de Poorterboeken. In 1748 wordt hij genoemd als  'Schout bij Nagt van het Ed. Mog. Collegie ter Admiraliteijt te Amsteldam'.  Hij woonde op het Rapenburg 40 in Leiden. Zijn moeder Catharina, weduwe zijnde, woonde bij hem in. 

Toen Catharina in 1747 stierf werd er in het testament melding gemaakt van nog maar 4 kinderen: Maria, Dirck, Abraham en Johanna.     

Arnoldo Cloetingh

Arnoldo Cloetingh (1679-1765) was een zoon van Hermanus Cloetingh en Agatha van Westenappel, hij huwde met koopmansdochter Elisabeth Tensini (1683-1735) en later met Geertruda van Naarden ( ? – 1759). Hij was de vader van de latere Amsterdamse regent Adriaan-Johan Cloeting (geboren in 1719, bouwheer van het Maagdenhuis)

Arnoldo Cloetingh behartigde, vanaf de oprichting in 1720, de belangen van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) in Amsterdam. De MCC richtte zich aanvankelijk op de vaart binnen Europa. Vanaf ongeveer 1732-1740 specialiseerde de MCC zich in de trans-Atlantische slavenhandel of driehoekshandel tussen Afrika en Suriname en andere Nederlandse koloniën in de Caraïben. 

In het Zeeuws archief zijn van 1720 tot einde 1733 vele brieven van Cloetingh aan de Heeren van de MCC bewaard gebleven. Een terugkerend onderwerp daarin is de prijs van cacao en peper, maar ook prijzen van foely, correnten (krenten), olij en limoenen. Ook Curassou en Surinaemen worden genoemd, het vrijkopen van een slaaf gemaakt bemanningslid in Algiers en het afhandelen van verzekeringskwesties rond schepen en ladingen. In 1733 stopte hij - op dokters advies - bij de MCC ( zie de brief op onderstaande afbeelding). 

Afbeelding: brief van Arnoldo Cloetingh aan de Heren Directeuren MCC, 1733 / Zeeuws Archief 

In 1758 schonk Cloetingh een huis op de Keizersgracht (wijk 38, nr. 1191, later Keizersgracht 302) aan het maagden weeshuis. 

In het boek  'Het Verheerlykt Watergraefs- of Diemer-meer, by de Stadt Amsterdam' met tekeningen van Daniel Stopendael, uit 1725 staan een kaart en 2 prenten waarop Merenburg is afgebeeld. Dat geeft een mooi beeld van hoe het er toen uitzag.

 

Afbeelding: kaart uit 1725 / Stadsarchief Amsterdam

Afbeelding: Vanuit het huis naar achteren te zien / Noord-Hollands archief 

De tuin op de ets is formeel, streng geordend, met beelden en met een soort bol, een hemelsfeer. De beelden worden soms toegeschreven aan de vermaarde beeldhouwer Keizer, en dat zou dan Hendrick de Keijzer kunnen zijn. Maar in het eerder genoemde boek staat een lofdicht, waaruit valt op te maken dat de beelden er alleen mee vergeleken worden.

"Word dézen hof verfierd met beelden, net van léden,  

Als wáren die op 't fchoonft' door 's Keizers hand gefneden, "

De bol is een tellurium, hiermee kunnen de posities van zon, aarde en maan in de tijd inzichtelijk gemaakt worden. De tuin is verder mooi om te zien en om in gezien te worden. Het is de zogenaamde Franse Régence-stijl, die in die tijd in trek was. Sierperken werden parterres genoemd en hoefden niet noodzakelijkerwijs planten te bevatten. De tuin is symmetrisch langs de lengteas, en die as is gericht op het midden van het huis. Er staat Buxus, strak geschoren, het lijkt wel de plant Phlomus die we zien en veel planten in potten. Op de achtergrond, na de boog door het met bomen afgezoomde gebied van de buitenplaats, hebben we uitzicht op een van de 4 molens aan de Oosterringdijk. Vaak zag je op buitenplaatsen zo'n colonnade met zicht op het erachter gelegen landschap en lucht: het was symbolisch voor het door God geschapen landschap. Hier met zicht op de molen misschien ook een verwijzing dat de mens ook een bijdrage leverde aan het scheppen van het land.

Verder staat Arnoldo Cloetingh met vrouw en kind linksvoor ook zelf op de afbeelding! 

 

Afbeelding : De voorkant van de buitenplaats. Van tusschen de Stalling en Tuynmans Woning naar ''t Huys te zien Gelegen aan de oostzijde van de Middenweg tussen de Kruislaan en de Hartsvelderbrug. / Stadsarchief Amsterdam

Ook op deze ets van de voorkant zien we vast Cloetingh met zijn vrouw weer. Linksachter wellicht zijn zoon. Aardig is dat door het huis heen je weer de hemelbol, het tellurium ziet. Dat is vast een erg prestigieus object geweest!

In 1726 kwam de buitenplaats weer in andere handen... , lees het in de volgende artikelen:

1726 - 1813: Hofstede Vredenslust

1784 - 1846: Hofstede Voorland met Engels plantsoen

1813 - 1918: Voorland - Familie Six 

Irene van Deudekom

Bronnen: Stadsarchief Amsterdam; Zeeuws Archief; Noord-Hollands Archief

Geschiedenis Overzicht